Zo, de kop is eraf voor deze winter. In een park in Jambes werd een zesenvijftigjarige dakloze dood aangetroffen. Doodsoorzaak: onderkoeling. Goed voor een berichtje van vier regels op de website van De Morgen. Vorige winter heb ik zes van dat soort beknopte artikeltjes geteld: één dode dakloze in Moeskroen, één in Anderlecht, twee in het station Brussel-Zuid, twee in de Brusselse metro.
Opvallend is dat geen van die overlijdens een groot, laat staan ophefmakend artikel waard is. Geen spectaculaire titels of aandachttrekkende foto’s, weinig tekst en uitleg, geen omkadering of duiding. Telkens worden de feiten bekendgemaakt in een korte, eerder droge mededeling. Bovendien wordt in die mededeling meestal ook duidelijk gesteld dat het niet om een verdacht overlijden gaat. Als om te zeggen: geen nood, er is niets abnormaals gebeurd, het betreft een natuurlijke dood, het slachtoffer was bij het verscheiden ongelukkigerwijs alleen niet onder dak. In deze tijden van spektakel en sensatiegerichte media is dat best opmerkelijk. Het gaat hier toch om mensen die op straat leven, die op openbare plaatsen op de grond liggen en daar sterven? Is daar echt niets verdachts aan? Is er dan werkelijk niets aan de hand?
De laatste jaren hebben we kunnen vaststellen dat daklozen voor onze politici niet bepaald een hot item vormen. Zo was er vorige winter de pijnlijke farce van minister van Defensie De Crem, die wel opvang wilde voorzien in een aantal kazernes maar het vervolgens vertikte om ook in te staan voor het vervoer van de mensen die er beroep op wilden doen. Een des te gênanter vertoon omdat het een exacte herhaling was van de opvangcrisis die we ook eind 2009 al gezien hadden. Pas wanneer de temperaturen ver onder nul duiken en de sneeuw met bakken uit de lucht valt, ontdekt men plots dat er mensen zijn zonder een dak boven het hoofd. Alleen al in Brussel zijn er dat zo’n zevenduizend. En deze winter maakt Crembo het heel eenvoudig: het leger houdt zijn kazernes potdicht.
In mijn eigen stad, Mechelen, werd er vorig jaar geruzied over het al dan niet aanwezig zijn van daklozen in de stad en hoeveel er dat dan wel zouden kunnen zijn. Het stadsbestuur hield bij hoog en bij laag vol dat er in Mechelen geen daklozen zijn. Nochtans worden verschillende welzijnsorganisaties er geregeld mee geconfronteerd en schatten zij het aantal dak en thuislozen op ongeveer vierhonderd. In een debat over huisvestingsproblemen begin deze maand bleek duidelijk dat de Mechelse politici nog altijd uit de lucht komen vallen wanneer het over daklozen gaat. Het weze duidelijk, daklozen vervelen en irriteren onze politici, zelfs in periodes waarin ook zij de mond graag vol hebben van medemenselijkheid en solidariteit met de zwaksten onder ons.
Dat heeft wellicht alles te maken met het almaar populairder wordende oordeel dat vandaag in onze samenleving over daklozen wordt geveld. Het oordeel dat zegt dat we hier te maken hebben met parasieten, asociale mensen die niets bijdragen aan de samenleving. Mensen die zelf kiezen voor een marginale levenswijze en niet, zoals ieder respectabel burger, instaan voor zichzelf. Gehaaide niksnutten die in de kroeg triomferen met wat ze de belastingbetaler hebben ontfutseld. En uiteraard worden daklozen in hun asociale gedrag aangemoedigd en gesteund door een legertje progressieve intellectuelen en hulpverleners, die in het instandhouden van de armoedeproblematiek een lucratieve bezigheid hebben gevonden.
In het actuele politieke klimaat, waarin ordewoorden als individuele verantwoordelijkheid en responsabilisering centraal staan, wordt deze visie steeds meer bon ton. Dakloosheid, en meer algemeen armoede, wordt niet langer gezien als een maatschappelijk probleem, maar als het asociale gedrag van onaangepaste individuen. Het is dan ook niet meer aan de samenleving als geheel om er oplossingen voor te zoeken, het is aan de betreffende individuen om zich aan te passen.
En zo kan het bestaan dat in Leuven vier jongemannen na een nachtje stappen een dakloze in brand proberen te steken. Wanneer dat niet lukt, trappen ze hem maar in mekaar. Allemaal voor de lol, wel te verstaan. Ook voor deze feiten was er bijzonder weinig media-aandacht, opmerkelijk weinig verontwaardiging ook. Waarom zouden we ons ook druk maken om een parasiet?
Er wachten de verschoppelingen van vandaag bijzonder fraaie tijden. In Brussel werden de daklozen netjes uit de stations verwijderd. In Amsterdam moet een dakloze kunnen bewijzen dat hij al meer dan drie maand in het land verblijft, zoniet wordt hem de toegang tot elke opvang ontzegd. Kwestie van misbruik te voorkomen, dat spreekt voor zich. Maar het allerfraaiste perspectief zien we in Hongarije. Een dakloze krijgt daar een boete van maar liefst vijfhonderd euro gepresenteerd. Als hij die niet kan betalen en hij wordt binnen de zes maand opnieuw betrapt, dan gaat hij de gevangenis in. Dat is nog eens duidelijk. Dakloos zijn is een misdrijf en dient zonder pardon bestraft te worden. Gedaan met dat lakse parasitaire luxeleventje.
En ondertussen worden op kerstmarkten in heel het land ontelbare liters soep uitgeschept, ten voordele van allerlei verenigingen die zich bekommeren om het lot van de misdeelde medemens. Lokale politici poseren breed glimlachend voor de persfotografen, de pollepel vastberaden in de hand. Wat me doet denken aan woorden van doctor in de sociale wetenschappen Francine Mestrum: we doen allemaal heel hard alsof we iets aan de armoede doen, maar in werkelijkheid doen we helemaal niets. De zogezegde bekommernis om de armen krijgt vorm in een façade van liefdadigheid, een scherm van mediagenieke medemenselijkheid dat moet verhullen dat we hoegenaamd niets wezenlijks willen veranderen.
Wanneer de volgende dode dakloze een summiere vermelding krijgt in onze media, en er wordt in die luttele hem toebedeelde regels gesteld dat het niet om een verdacht overlijden gaat, denk dan goed na. Het gaat namelijk om een zéér verdacht overlijden. Het wijst op een samenleving die wetens en willens steeds meer mensen in de armoede duwt, vervolgens weigert hen op te vangen, hen criminaliseert, uit het straatbeeld wegveegt, hen de vriesdood laat sterven en verder doet alsof er geen vuiltje aan de lucht is.
Om daar iets aan te veranderen, zijn verregaande maatregelen nodig. In zijn boek ‘Een nieuw verhaal van de wereld’ geeft econoom en politicoloog Riccardo Petrella een duidelijke voorzet: ‘De eenentwintigste eeuw moet de eeuw worden waarin de armoede onwettelijk wordt verklaard.’ En hij legt uit wat dat concreet inhoudt: ‘De armoede onwettig verklaren betekent alles buiten de wet stellen wat een inbreuk is op de mensenrechten en sociale rechten, alles wat uitsluiting van toegang tot levensnoodzakelijke goederen en diensten met zich meebrengt. Dit is niet ten strijde trekken tegen de rijken, maar wel tegen de denkbeelden van die rijken die het bestaan van armoede legitimeren als een ‘natuurlijk feit’ en die beweren dat armoede onvermijdelijk is. Het is de armoede bestrijden tot in de wortels, door de factoren uit te roeien die armoede genereren en in stand houden.’