De mededeling van Annemie Struyf in haar opinietekst in De Standaard van 23 januari is heel eenvoudig: Mgr. Léonard, opvolger van kardinaal Danneels, krijgt verbazend veel stront over zich heen, en ware hij een imam, dan zou dat niet het geval zijn. Als het de islam betreft, zegt Struyf, zijn critici veel voorzichtiger, omdat ze niet willen riskeren de moslims voor het hoofd te stoten.

Het moet toch al een tijdje geleden zijn dat mevrouw Struyf nog een krant gelezen heeft. Een kleine wandeling door de archieven van pakweg het laatste half jaar zou haar al gauw een niet onaardige selectie islam-kritische opinieteksten opleveren waarvan voorzichtigheid niet direct een kwaliteit is. Ze zou bijvoorbeeld ook de Antwerpse imam Nordin Taouil tegenkomen. Die man vielen niet alleen bakken stront ten deel, hij werd bovendien door de staatsveiligheid publiekelijk gebrandmerkt als gevaarlijk fundamentalist, met als gevolg dat zijn echtgenote verbod kreeg om nog langer onthaalmoeder te zijn. Dat de islam met grote omzichtigheid benaderd wordt, is dus pertinent onjuist.

Opmerkelijk in het stuk van Struyf is wel dat ze de heisa rond de benoeming van Mgr. Léonard met‘een zekere gêne’ gevolgd heeft. De overdaad aan verwijten en beledigingen wekt blijkbaar een gevoel van onbehagen. Met een beetje goede wil lezen we daarin een verlangen naar nuance. Hoewel de enige nuance die Struyf aanbrengt is dat de nieuwe aartsbisschop misschien wel oerconservatief mag zijn, maar dat de islam toch nog veel erger is. Weinig constructieve nuance.

Maar nuance is onmiskenbaar belangrijk. En een nuance die aangaande Mgr. Léonard mag en moet gemaakt worden is dat de man weliswaar een dominante, vanuit Rome gedicteerde ultraconservatieve en reactionaire strekking binnen de Katholieke Kerk vertegenwoordigt, maar dat er binnen die Kerk ook andere strekkingen bestaan. Kritiek op Mgr. Léonard kan dus nooit kritiek op het geheel van de Katholieke geloofsgemeenschap zijn. Deze nuance zal weinig tegenspraak oproepen. Precies daarom is het ook aanvaardbaar dat de kritiek scherp geformuleerd wordt. Hij beoogt geen veralgemening en wil ook het bestaansrecht van de Katholieke geloofsgemeenschap niet in vraag stellen.

Wanneer het kritiek op de islam betreft, is er vreemd genoeg geen sprake van ‘een zekere gêne’, laat staan van een verlangen naar nuance. De critici van de islam opereren onder het motto ‘schiet maar raak’. Maar de gortigheid die zij verspreiden, wekt bijzonder weinig onbehagen. Mikpunten van de islam-critici zijn altijd het fundamentalisme en de uitingen van een conservatieve islamitische geloofsbeleving. De nuance dat ook binnen de islam zeer uiteenlopende strekkingen bestaan, wordt steevast verzwegen of ontkend. De gangbare islamkritiek is moedwillig veralgemenend en wil op zijn minst het bestaansrecht van de moslimgemeenschap in Europa onderuit halen. Dat maakt deze kritiek vals en onaanvaardbaar.

Annemie Struyf wil, net als zoveel opiniemakers voor haar, verkondigen dat kritiek op de islam in onze samenleving een taboe is. Niets is minder waar. Kritiek op de islam mag en moet er zijn. Maar dan moet die wel vertrekken vanuit het respect voor een verscheiden moslimgemeenschap en de oprechte bekommernis om met die gemeenschap op een serene manier samen te leven. Van deze uitgangspunten is alvast in het opiniestuk van Struyf weinig of niets terug te vinden.